In Seraing gaat de elektriciteitscentrale van staalbedrijf Cockerill tegen de vlakte. Nochtans was hij bij zijn opening in 1901 een van de eerste centrales waar hoogovengas werd gebruikt om gasmotoren aan te drijven.
Staal en ijzer
Toen Abraham Darby in 1709 in het Engelse Coalbrookdale zijn bakstenen oven begon te vullen met cokes (gezuiverde steenkool) in plaats van met houtskool om ijzer te produceren, gaf hij het startschot voor de industriële revolutie. De uitvinding spreidde zich als een olievlek uit over Engeland en het Europese vasteland. In België maakten de hoogovens van Cockerill, Boël, la Providence en Forges de Clabecq het mooie weer, in het Duitse Ruhrgebied voerden Krupp, Thyssen en de Rheinische Stahlwerke het hoge woord. Met de verhuis van de zware industrie naar het oosten, bleven werkloze restanten van de staalindustrie over.
Het boek 'John Cockerill. Keizer van de industriële revolutie' vertelt het verhaal over het leven en werk van de industrieel John Cockerill. Zijn ambities waren dan ook groot. Héél groot. Hij introduceerde stoommachines, hoogovens, spoorstaven en treinen. Zo joeg hij België en bij uitbreiding het hele continent de industriële revolutie in.
Van de kabelbaan tussen de ijzermijn in het Franse Öttingen en de hoogovens van Terres Rouges in Differdange blijven slechts nog een dozijn pylonen over.
De hoogovens van Belval in Esch-sur-Alzette zijn de laatste relicten van de staalindustrie in het Groothertogdom Luxemburg. In 1997 werd de staalfabriek voorgoed stilgelegd om enkele jaren later als een feniks uit zijn as te herrijzen.
Met de dynamitering van de twee hoogovens van de Usine de Senelle verdwenen in de zomer van 1991 de laatste getuigen van het staalbekken in het Franse Longwy. Of toch bijna.
Anderhalve eeuw geleden waren het geen Russische soldaten, maar Belgische ingenieurs en industriëlen die Oekraïne overspoelden. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden in het Donetsbekken in het toenmalige zuiden van Rusland namelijk rijke steenkooladers aangeboord.
John Cockerill (en de rest van zijn familie) joegen België, Nederland, Pruisen en Frankrijk begin 19e eeuw het tijdperk van de industriële revolutie in. In het straatbeeld van Seraing en Brussel duiken nog verschillende beelden op die de 'vader van de arbeiders' eert.
240 meter lang en 12 meter hoog is deze massieve blok beton. Ooit vormde het de voorraadkast met ertsen en steenkool voor de staalfabriek Schalker Verein, nu liggen er zonnepanelen op het dak ervan.
Met de dynamitering van hoogoven 6 is een van de laatste restanten van de Luikse staalindustrie uit het straatbeeld gewist.
De wieg van de industriële revolutie staat in het Britse Ironbridge. Reden genoeg dus om het dorpje te bezoeken, dat haar naam dankt aan de eerste gietijzeren brug ter wereld, die in 1779 gebouwd werd boven de Severn-rivier.
Afgaand op de verkruimelde restanten van Clydach Ironworks zou je niet verwachten dat hier in 1840 meer dan duizend mensen aan de slag waren.
Dankzij het gebruik van 18de eeuwse spitstechnologie -steenkool en stoom- groeit Blaenavon Ironworks in het zuiden van Wales uit tot de op een na grootste ijzerproducent ter wereld.
Maar liefst 712 stoommachines rolden tussen 1874 en 1914 van de band bij constructiewerkplaats Carels Frères (het latere ACEC) in Gent.
Hoogoven B aan de oevers van de Maas in Ougrée staat sinds de tijdelijke sluiting in oktober 2011 op standby. In 2019 wordt over het lot van de fabriek beslist.