Een steile klim vanuit de vallei van de Gueule in Plombières brengt je in rue Vosyheydt. Daar verheft zich sinds 1934 de watertoren van Windt.
Industrieel erfgoed in Luik
De provincie Luik als van oudsher een komen en gaan van ijzerfabrikanten, steenkoolmijnen, machinebouwers en wapenfabrikanten. Hun passage heeft terrils, spoorwegen en hoogovens achtergelaten in het landschap.
Pal achter het prins-bisschoppelijk paleis van Seraing strekken zich de voormalige werkplaatsen uit van de firma Cockerill.
In Seraing gaat de elektriciteitscentrale van staalbedrijf Cockerill tegen de vlakte. Nochtans was hij bij zijn opening in 1901 een van de eerste centrales waar hoogovengas werd gebruikt om gasmotoren aan te drijven.
Niet alleen Lieven Bauwens, die de Mule Jenny naar het Europese vasteland smokkelde, maar ook de Engelsman William en diens zoon John Cockerill duiken op in de Canon van Vlaanderen.
De graftombe van de familie Cockerill op het kerkhof van Spa vervalt in het niets bij het monument dat een eeuw lang het familiegraf sierde.
Twee terrils met een gezamenlijke oppervlakte van 40 hectare zijn zowat de enige sporen die de steenkoolmijn van Gosson-Kessales heeft achtergelaten in het Luikse landschap.
Dwars door de rotspartij waarop de kasteelruïne van de graven van Dalhem rust, werd begin twintigste eeuw een ruim 140 meter lange tunnel uitgegraven voor de aanleg van buurtspoorweg 466 tussen Luik en 's-Gravenvoeren.
Anderhalve eeuw geleden waren het geen Russische soldaten, maar Belgische ingenieurs en industriëlen die Oekraïne overspoelden. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden in het Donetsbekken in het toenmalige zuiden van Rusland namelijk rijke steenkooladers aangeboord.
John Cockerill (en de rest van zijn familie) joegen België, Nederland, Pruisen en Frankrijk begin 19e eeuw het tijdperk van de industriële revolutie in. In het straatbeeld van Seraing en Brussel duiken nog verschillende beelden op die de 'vader van de arbeiders' eert.
De geïmproviseerde parkeerplaats en afvalberg aan Rue Mabotte in Jemeppe-sur-Meuse doen niet meteen vermoeden dat er op deze plaats exact driehonderd jaar geleden geschiedenis werd geschreven.
De voormalige spoorlijn 39 stort zich vanaf het station van Welkenraedt door valleien en zinkmijnen tot aan het Drielandenpunt.
De broers Charles James en John Cockerill vingen in 1825 een concessie van de Nederlandse koning Willem I om in Plombières op zoek te gaan naar looderts.
Een betonnen ventilatietoren te midden van een weide is het enige wat de aanwezigheid van het fort de Boncelles verklapt in Seraing.
Met zijn 17 aan elkaar geknoopte bunkers werd het fort van Eben-Emael als oninneembaar beschouwd. Of zo dacht het Belgisch leger er toch over.