De Franse familie de Wendel, een dynastie van staalfabrikanten met roots in Brugge, stond rond 1865 aan de wieg van deze steenkoolmijn. Toen startte de aanleg van de eerste twee schachten en kwam de steenkoolproductie op kruissnelheid. Het zwarte goud kwam handig van pas als brandstof voor de hoogovens van Wendels staalimperium, onder meer in Hayange.
Rampen en oorlogen
De exploitatie ging van bij het begin gepaard met ettelijke mijnrampen. Al na drie jaar was het goed raak. Begin 1868 kwamen drie jonge vaders om het leven bij een mijngasexplosie. Hun lichamen werden levensloos teruggevonden op de bodem van de mijnschacht.
Ook het oorlogsgeweld liet diepe sporen achter. Na de Frans-Duitse oorlog in 1871 werd de grensregio geannexeerd door het Duitse keizerrijk. De mijn bevond zich daardoor niet langer in Frankrijk, maar in Duitsland. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, zetten de Duitsers alle zeilen bij om de productie op te voeren om de oorlogseconomie te voeden. Duitse militairen leidden de mijn en trommelden krijgsgevangen op uit Rusland en Italië om steenkool te ontginnen.