August Thyssen en zijn broer Josef van het gelijknamige staalimperium wilden eind negentiende eeuw maar wat graag hun eigen steenkool produceren en verwerken tot cokes als brandstof voor hun hoogovens. Daarom bemachtigden ze vanaf de jaren 1880 een steeds groter aandeel in de steenkoolmijn 'Gewerkschaft Deutscher Kaiser' in Duisburg.
Thyssens mijnimperium werd in 1926 herdoopt tot Zeche Friedrich Thyssen, een eerbetoon aan hun vader Thyssen die het naar hem vernoemde staalbedrijf uit de grond stampte. De steenkoolmijn werd uitgebreid met cokesovens en mijnzetels in heel Hamborn, een deelgemeente van Duisburg. In 1976 was het liedje van Zeche Friedrich Thyssen echter uitgezongen.
Laatste overblijfsel