Van Gogh woonde in bittere armoede in Petit-Wasmes, in een huisje om de hoek van de Charbonnage de Marcasse. In april 1879 daalde hij samen met de mijnwerks af in de zevenhonderd meter diepe mijngalerijen om zich een beeld te kunnen vormen van de ondergrondse hel.
Houtskooltekeningen
Als predikant ontfermde hij zich over de mijnwerkers. Hij bewonderde hun zware levensomstandigheden en werd door hen en het industriële landschap geïnspireerd om houtskooltekeningen te schetsen. In de brieven aan zijn broer Theo, schreef hij: "Het is een sombere plek en bij 't eerste gezigt heeft alles in den omtrek iets akeligs en doodsch."
Als je vandaag de ruïnes van achtergelaten mijncomplexen ziet wegkwijnen aan de horizon, zoals die van de Marcasse, verschilt dat beeld niet zo gek veel met wat Van Gogh anderhalve eeuw geleden beschreef aan zijn broer.