Het mijncomplex bevond zich op een zucht van de grens met Frankrijk bovenop het mijnbekken dat zich uitstrekt onder de Borinage. Vanaf de achttiende eeuw kwam de steenkoolwinning in deze streek in een stroomversnelling: in 1790 telde de streek al tientallen steenkoolmijnen.
Sindsdien vormde de rijke steenkoolbodem decennialang een bron van welvaart. Begin twintigste eeuw begon de motor echter te sputteren. De verouderde en uitgeputte mijnen konden amper nog concurreren met buitenlandse collega's.