De uitrol van het Limburgse mijnbekken ging niet alleen gepaard met de aanleg van spoorwegen, de oprichting van mijngebouwen en hele tuinwijken, ook gemeenschappelijke voorzieningen zagen het licht, zoals zaal De Kring in Waterschei.
Kempens mijnbekken
Anno 1901 ontdekte geoloog André Dumont steenkool in de Kempen, wat leidde tot de exploitatie ervan door 7 steenkoolmijnen: Beringen, Eisden, Houthalen, Waterschei, Winterslag, Zolder en Zwartberg. Van deze laatste zijn alle sporen gewist.
Toen Limburg begin 20e eeuw het eldorado werd van België en steenkoolmijnen uit de grond rezen als paddenstoelen, verschenen in hun kielzog ook tuinwijken, ingenieurs- en directeurswoningen.
Om de miljoenen tonnen steenkool die werden boven gevist uit de zeven Limburgse mijnen ergens kwijt te geraken, zigzagde een kolenspoor van de ene koolmijn naar de andere.
Met zijn twee schachtbokken, watertorens, badzalen, kolenwasserijen en losvloeren is de steenkoolmijn van Beringen de meest complete mijnsite van Limburg.
De "Charbonnages André Dumont-sous Asch", zo heet de mijn van Waterschei voluit. Een eerbetoon aan professor Dumont, de geoloog die in As op de steenkoollagen in de Kempense ondergrond stootte.
Houthalen is de laatst geopende mijn in het Kempense steenkoolbekken, waarvan je nu enkel nog het hoofdgebouw en de twee stalen schachtbokken terugvindt.
Op 30 september 1992 haalde de Limburgse "Charbonnage d'Helchteren-Zolder" de laatste brok steenkool van de Benelux bovengronds.
Advertenties