De elektriciteitscentrale zelf zong het niet al te lang uit. Al in 1933 werd hij uitgeschakeld, delen van het gebouw werden vervolgens gebruikt door de Kabelwerke Oberspree. Dat bedrijf specialiseerde zich in de productie van leidingen en stroomkabels en werd geleid door Erich Rathenau, de jongste zoon van AEG-oprichter Emil Rathenau.
Het was niet de enige fabriek die AEG er neerpootte. Op de hoek van de Wilhelminenhofstraße en de Edisonstraße bouwde AEG de Rathenau-Hallen, een montagehal voor transformatoren.