Pal achter het prins-bisschoppelijk paleis van Seraing strekken zich de voormalige werkplaatsen uit van de firma Cockerill.
Cockerill
In 1799 zette de Engelsman William Cockerill voet aan land in Verviers, twee jaar later stak de rest van zijn gezin het kanaal over. Hij en zijn zonen loodsten Aken, Luik, Seraing en Berlijn een nieuw tijdperk binnen: dat van de Industriële Revolutie.
In het boek 'John Cockerill. Keizer van de industriële revolutie' (uitgeverij Houtekiet) ontdek je het verhaal van het leven en werk van John Cockerill, de vader van de Belgische ijzer- en staalnijverheid.
In Seraing gaat de elektriciteitscentrale van staalbedrijf Cockerill tegen de vlakte. Nochtans was hij bij zijn opening in 1901 een van de eerste centrales waar hoogovengas werd gebruikt om gasmotoren aan te drijven.
De Cockerillstraße in het Duitse Stolberg verklapt al dat de familie Cockerill zich begin negentiende eeuw ook in de buurt van Aken liet gelden.
Niet alleen Lieven Bauwens, die de Mule Jenny naar het Europese vasteland smokkelde, maar ook de Engelsman William en diens zoon John Cockerill duiken op in de Canon van Vlaanderen.
De graftombe van de familie Cockerill op het kerkhof van Spa vervalt in het niets bij het monument dat een eeuw lang het familiegraf sierde.
John Cockerill (en de rest van zijn familie) joegen België, Nederland, Pruisen en Frankrijk begin 19e eeuw het tijdperk van de industriële revolutie in. In het straatbeeld van Seraing en Brussel duiken nog verschillende beelden op die de 'vader van de arbeiders' eert.
De broers Charles James en John Cockerill vingen in 1825 een concessie van de Nederlandse koning Willem I om in Plombières op zoek te gaan naar looderts.
De 4 scheepsliften op het Centrumkanaal in Henegouwen overbruggen samen een hoogteverschil van 68 meter.
Met de dynamitering van hoogoven 6 is een van de laatste restanten van de Luikse staalindustrie uit het straatbeeld gewist.