Via de nabijgelegen koolmijnen daalden ze dagelijks zo'n 600 tot 800 meter af in het gangenstelsel. Maar sinds de jaren 1960 is de steenkoolindustrie uitgedoofd.
Ondergronds bleven ingestorte en onder water gelopen galerijen achter die van de buitenwereld zijn afgesloten. Bovengronds krioelde het dan weer van de spoorlijnen die intussen zijn opgebroken. Beide onzichtbare restanten roepen herinneringen op aan de steenkoolindustrie die Liévin vanaf de tweede helft van de 19de eeuw in zijn greep kreeg.
De vondst van steenkool veranderde de stad toen in een eldorado voor steenkoolbedrijven. De Compagnie des mines de Liévin werd uit de grond gestampt en richtte een handvol steenkoolmijnen op. De rush op het zwarte goud duurde welgeteld een eeuw.
Van spoorknooppunt tot parcours WK veldrijden
Vandaag is het mijnverleden alleen nog zichtbaar in het landschap, bijvoorbeeld op en rond het parcours van het WK veldrijden in 2025. Dit industriële niemandsland werd indertijd doorkruist door een goederenspoorlijn voor steenkool. (Foto onder: de spoorweg scheert langs Fosse n° 3, via Wikimedia, Publiek domein)