Benzolbaron
Het familiebedrijf groeide als kool, maar de Eerste Wereldoorlog vormde een smet op het blazoen van de in 1912 tot baron geslagen Coppée. Zijn bedrijf bleek namelijk grondstoffen voor munitie, waaronder olie, teer en benzol, te hebben geleverd aan de Duitse bezetter. Coppée verdween in 1920 enkele maanden achter de tralies en kreeg in de linkse pers de bijnaam benzolbaron.
In juli 1924 volgde een omstreden rechtszaak. Coppées advocaten haalden alles uit de kast om hem vrij te spreken, zelfs kardinaal Mercier, aartsbisschop van Mechelen, werd opgetrommeld. In een brief bracht Mercier hulde aan de vaderlandsliefde van zijn katholieke makker.
Ook Charles de Broqueville, kabinetsleider tijdens de Eerste Wereldoorlog, sprong voor de machtige industrieel in de bres: 'De regering wist welke ontzagelijke hoeveelheden teerolie en benzol de Duitschers konden fabrikeren en de hulp die baron Coppée hen kong brengen veranderde aan den toestands niets.' Coppée werd vrijgesproken.
Baron Coppéelaan
Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog, in 1917, ging de Limburgse mijn van Winterslag in Genk in productie. Via zijn steenkoolimperium investeerde Coppée mee in de oprichting ervan. Vandaar dat de baron Coppéelaan in Maasmechelen naar hem werd vernoemd.